Doorgaan naar inhoud

De slechtvalk

Van de herfst tot het voorjaar trok John A. Baker eropuit om het doen en laten van een paar slechtvalken te volgen op de moerasgronden van Oost-Engeland. Hij volgt de vogels bijna dwangmatig, hij bekijkt ze in de lucht en op het land, op jacht naar hun prooi, bij het lugubere bedrijf van het doden, bij het eten en het rusten. Hij beschrijft zeer nauwgezet wat hij ziet, met een bijzondere versmelting van nauwkeurigheid en verdichting. En dan, tijdens zijn heimelijke speurwerk, verdwijnt geleidelijk aan zijn eigen geest, om plaats te maken voor de vreemde en genadeloze geest van een valk. Dit schitterende boek doet daarvan verslag, magisch maar ook beangstigend. Toen ik de blik afwendde vloog de slechtvalk uit de eik en meteen begon de paniek. De zuidelijke hemel werd als het ware in terrassen verdeeld door zwermen opstijgende vogels: zevenhonderd kievieten, duizend meeuwen, tweehonderd houtduiven en vijfduizend spreeuwen spiraalden omhoog in steeds breder wordende kringen, driehonderd goudplevieren cirkelden boven hen – die waren alleen maar zichtbaar als zij zich omdraaiden: dan glinsterden ze in het zonlicht. Ten slotte trof ik de valk aan op de plaats waar ik hem het laatst verwacht had – en toch had ik daar eerst moeten kijken: recht boven mijn hoofd.


Beschikbaar als