Doorgaan naar inhoud

Brood om van te leven

"Wie anders voedt ook nu de hele wereld dan Hij die uit een paar korrels hele oogsten schept?" De vraag is afkomstig uit de eerste verhandeling in deze bundel en vormt de afsluiting van een plechtige inleiding op een prachtige toespraak van Augustinus (354-430). De bisschop van het Noord-Afrikaanse Hippo Regius geeft daarin een zorgvuldige toelichting op een bekend verhaal uit het evangelie volgens Johannes (6,1-14). De evangelieschrijver bericht ons daarin over een wonderbaarlijk teken van Jezus, waarbij een omvangrijke menigte rijkelijk wordt gevoed met slechts vijf gerstebroden en twee vissen. In de verhandeling komt bijna elk onderdeel van het evangelieverhaal aan de orde.

Deze bundel bevat de verhandelingen 24-54 en vormt een vervolg op de uitgave 'Geef mij te drinken' (1-23). Ook de verhandelingen van deze tweede serie zijn oorspronkelijk als preek gehouden. Zij vormen een aaneengesloten toelichting op de hoofdstukken 6 tot en met 12 van het Johannesevangelie. De preken zijn kort na elkaar uitgesproken. Daardoor geven ze een nauwkeurig en kleurrijk beeld van Augustinus als predikant en pastor. Dit boek biedt van deze preken de eerste volledige Nederlandse vertaling.

De titel van het boek 'Brood om van te leven' verwijst naar Joh 6,35 en 48. Jezus duidt zich daar aan als het brood dat leven geeft. De evangelist beschrijft hoe daarover misverstanden ontstaan. Die zijn zoals zo vaak het gevolg van al te letterlijke interpretaties van Jezus' woorden. Naar Augustinus' overtuiging is ook het voorgelezen woord uit de Schrift brood dat leven geeft.

De verhandelingen over het Johannesevangelie behoren tot het onbetwiste hoogtepunt van de verkondiging in de vroege kerk. Men kan alleen maar grote bewondering hebben voor de zorgvuldige manier waarop Augustinus de soms moeilijke toespraken van Jezus in dit evangelie geduldig voor zijn toehoorders en toekomstige lezers heeft toegelicht.