Doorgaan naar inhoud

Johan Daisne


Hij was langs vaderszijde afkomstig uit een oud Frans adellijk geslacht uit het departement Aisne, vandaar zijn pseudoniem d'Aisne of Daisne. Zijn vader Leo Michel Thiery was onderwijzer, en stichter van het Schoolmuseum in Gent. Zijn moeder Augusta de Taeye was lerares aan de Stedelijke Meisjesnormaalschool, en later rijksinspectrice van het onderwijs. Hij had nog twee broers.

Van 1918 tot 1923 volgde hij het lager onderwijs aan de school in de Geitestraat. Daarna stapte hij over naar het technisch vierdegraadsonderwijs (1924-1925) aan de Jacob van Maerlantstraat. Van 1926 tot 1930 volgde hij de richting "Moderne Humaniora" aan het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht in Gent. Maar in het voorlaatste jaar werd hij ziek en moest zijn studie stoppen. Hij werkte een tijd als kantoorbediende in de textielfabriek La Lys en bereidde zich ondertussen voor op het universitair toelatingsexamen.

Vanaf oktober 1930 tot begin 1935 studeerde hij economie aan de Rijksuniversiteit van Gent. Hij had toen reeds communistische sympathieën en interesseerde zich voor Rusland. Hij studeerde daarom ook Slavische talen. In 1935 maakte hij deel uit van een wetenschappelijke zending naar de USSR, samen met de Nobelprijswinnaar Jules Bordet en de schrijver August Vermeylen. Hij publiceerde hierover een reportage in de socialistische krant Vooruit onder de titel "Stof op het Kremlin", waarin hij zijn sympathie uitspreekt voor het Russische volk en hun nieuwe maatschappij.

In 1935-1936 verrichtte hij zijn legerdienst als soldaat bij de artillerie. In 1936 promoveerde hij tot doctor in de handelswetenschappen op een thesis over staatshuishouding. Hij verhuisde naar Schaarbeek en woonde daar tussen 1936 en 1944 in een klein pensionkamertje. In 1936 werd hij tot parttime leraar Duits benoemd aan de Gentse Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen in de Wispelbergstraat (hij bleef dit tot 1961); deze straat werd later omgedoopt tot Johan Daisnestraat.

In 1939 werd hij opnieuw onder de wapens geroepen. Gedurende de achttiendaagse veldtocht bij de Duitse inval in mei 1940 vocht hij als verbindingsofficier. Na de capitulatie van het Belgisch leger vertrok hij naar Carcassonne in Frankrijk. Hij verwerkte deze periode in zijn dichtbundel "Het einde van een zomer. Legerverzen uit de mobilisatie" (1940). Hij keerde terug naar België en sloot zich aan bij de weerstandsorganisatie Onafhankelijkheidsfront. Hij trad op als koerier en verspreidde vlugschriften en clandestiene bladen. Hij sloot zich in 1944 aan bij de Kommunistische Partij van België en bleef lid tot 1946. In 1943 schreef hij een toneelstuk 'De charade van Advent', maar de opvoering werd door de Duitsers verboden. Na de bevrijding in 1944 moest hij terug naar het leger als luitenant bij het Krijgsauditoraat, maar werd kort daarop gedemobiliseerd.

Hij huwde op 18 november 1944 met Polly van Dyck. In oktober 1945 verhuisde hij terug naar Gent, naar zijn voorgaand adres aan de Groot-Brittanniëlaan nr. 6, het ouderlijk huis, ontworpen door zijn vader. In september 1946 publiceerde Johan Daisne in het verzetsblad "Front". Blad van de weerstand en democratie" een "In memoriam Robert Mussche" (pseudoniem van Rudo Reyniers, 1912-1945) over zijn vriend, schrijver en leidend lid van het Onafhankelijkheidsfront.

Zijn eerste kind, zijn dochter Frédérique, stierf in 1946. Zij was nauwelijks drie maanden oud. Johan Daisne was een erg gevoelig man en dit verlies heeft hem veel pijn gedaan. Hij probeerde deze pijn te verwerken in verschillende boeken, onder andere de dichtbundel "Ikonakind" (1946). In 1947 werd zijn zoon Evert geboren. Uiteindelijk strandde zijn huwelijk.

Zijn sympathie voor het communisme bekoelde sterk door de, zo hij het noemde, 'dialectische wartaal' van het Internationaal Vredescongres van Intellectuelen in Wrocław (Polen) in augustus 1948. Hij besloot dat het communisme dogmatisch en autoritair optreedt en brak met het communisme in oktober 1948. Zijn boek "Van Nitsjevo tot Chorosjo", een geschiedenis van de Russische literatuur met bloemlezing (1948), werd sterk bekritiseerd als politiek incorrect door de communist Nico Rost, een Frontmedewerker. Johan Daisne verwerkte deze onvrede in zijn boek "De vrede van Wroclaw, of een proeve van spijkerschrift op het IJzeren Gordijn" (1948).

Toen zijn vader stierf in 1951 werd Johan Daisne depressief en werd hij ziek. Zijn roman "De Prins van de Libanon" was een vaderroman, maar hij wilde het niet publiceren omdat het verdriet nog te groot was.

Hij hertrouwde in 1957 met Marthe Kinaupenne en woonde in Villa ter Berken - Aan de Bocht nr. 7 te Gent.

In 1945 werd hij benoemd tot hoofdbibliothecaris en vervolgens directeur van de Gentse Openbare Stadsbibliotheek aan de Ottogracht (tot 1977). In 1967 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde als opvolger van Herman Teirlinck. Hij werd tevens lid van de Association des Ecrivains belges. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde herdacht op 24 augustus 2003 Johan Daisne met een studiedag en een academische zitting.

Bron: Wikipedia

Algemene informatie


Boeken van Johan Daisne

Vorige